U hebt geluk: het wordt steeds makkelijker (en minder werk) om bij u thuis een WiFi-netwerk (of thuisnetwerk) te installeren. De basis van een thuisnetwerk is nog altijd een router: een kastje dat uw internetverbinding opsplitst in verschillende (deel)verbindingen.
Eens zo’n router geïnstalleerd is, zijn de volgende stappen naar uw thuisnetwerk eigenlijk vrij eenvoudig. Als u met pc’s werkt, kan u via ‘Netwerklocaties’ vrij snel de computers met elkaar verbinden. Op die manier kan u mappen, bestanden of printers delen. Dat is meestal vrij gemakkelijk, omdat u gewoon met een ‘vorige’-‘volgende’-functie de stappen moet volgen. U moet natuurlijk voor een herkenbare computer- en netwerknaam zorgen. Vanaf dan heeft elke computer één of meerdere ‘gedeelde mappen’. Het is ook al vrij eenvoudig om nieuwe dergelijke mappen of bestanden aan te maken.
In principe hoeft u tegenwoordig ook niet meer te gaan kabels leggen, boren en uw hoofd breken over waar u bepaalde computers zet. Met een draadloos netwerk surft u overal vlot in uw woning. Eender waar, zelfs bijvoorbeeld in uw tuin. Maar in dat geval is goede beveiliging superbelangrijk: met een beveiligd netwerk (ook makkelijk te installeren) kan niemand anders kostbare bandbreedte van u afsnoepen.