De vloerplaat is een soort fundering die meestal gebruikt wordt bij een ondergrond die weinig draagkracht heeft, maar die wel gelijkmatig horizontaal gelaagd is. Aan deze voorwaarde moet zeker voldaan worden, anders dreigt scheefstand voor het gebouw dat erop gebouwd zou worden. Andere namen die voor dit soort funderingen vaak worden gebruikt zijn “algemene funderingsplaat” of “zwevende vloerplaat”. Deze methode wordt vooral vaak gebruikt als er een kelder of kruipkelder wordt gebouwd.
Een vloerplaat heeft een minimale dikte van 30 centimeter en is vervaardigd uit dubbel gewapend beton (gewapend met een net van staven uit staal). Vloerplaten die op de bouwplek zelf worden gestort, vormen platen uit één stuk. Het beton kan meteen gestort worden, aangezien er geen fundamenten voor nodig zijn. Als de vloerplaten echter rechtstreeks met de bodem in aanraking komen, dan worden ze op een bekisting gestort. Deze bekisting bestaat meestal uit puin, folie of gestabiliseerd zand.
Vloerplaten kunnen niet enkel gebruikt worden als funderingen voor ondergronden, maar ook als scheiding tussen twee verdiepingen. Ook in dit geval heeft de vloerplaat uiteraard bekisting nodig. De bekisting mag dan pas verwijderd worden als het beton volledig gedroogd is (na een 25-tal dagen).